trommelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trom·me·len
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van trommel met het achtervoegsel -en of van trom met het achtervoegsel -el [2], met het achtervoegsel -en [1] en volgens regel 2.B[2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
trommelen |
trommelde |
getrommeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
trommelen
- inergatief ritmisch op iets slaan
- Hij trommelde uit verveling met zijn vingers op het tafelblad.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. ritmisch op iets slaan
Gangbaarheid
- Het woord trommelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "trommelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ trommelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ [1] Taalunieversum » leidraad » verdubbeling van medeklinkers
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Achtervoegsel -el in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %