telen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
telen
teelde
geteeld
zwak -d volledig

Werkwoord

telen

  1. overgankelijk door nauwgezette verzorging doen groeien
    • Hij teelt al jaren prachtige orchideeën. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Middelnederlands

Werkwoord

telen

  1. voortbrengen, verzorgen, bebouwen