Naar inhoud springen

strop

Uit WikiWoordenboek
Versie door Zatev (overleg | bijdragen) op 5 sep 2019 om 11:28 (uitgebreid, op basis van het Duitse, Engelse en Franse artikel)
  • strop
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘strik’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord strop stroppen
verkleinwoord stropje stropjes

strop v/m

  1. lus van stevig touw, bedoeld om iemand mee op te hangen
    • De strop is later vervangen door de elektrische stoel en de dodelijke injectie. 
  2. zakelijk avontuur dat tot groot verlies lijdt
    • Daar had hij een grote strop aan. 
vervoeging van
stroppen

strop

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stroppen
    • Ik strop. 
  2. gebiedende wijs van stroppen
    • Strop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stroppen
    • Strop je? 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]


  • Afgeleid van het Proto-Slavische *stropъ

strop m

  1. plafond; bovenkant van een ruimte in een gebouw


  • Afgeleid van het Proto-Slavische *stropъ

strop m

  1. plafond; bovenkant van een ruimte in een gebouw
  2. (figuurlijk) plafond; limiet
  1. (spreektaal) plafón


  • strop
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *stropъ

strop monbezield

  1. plafond; bovenkant van een ruimte in een gebouw
    «Jednotlivé sekce vrat zajíždějí v ocelové pozinkované konstrukci nahoru pod strop garáže.»
    De afzonderlijke delen van de deur gaan omhoog in de gegalvaniseerde stalen constructie onder het plafond van de garage.
  2. (figuurlijk) plafond; limiet
  1. limit monbezield
  1. podlaha v

=