samenpersen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van samenpersen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | samenpersen | samen te persen | ||||||||
toekomend | zullen samenpersen samen zullen persen |
te zullen samenpersen samen te zullen persen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben samengeperst | te hebben samengeperst | ||||||||
toekomend | samengeperst zullen hebben | samengeperst te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
samenpersend | samengeperst | ev. pers samen |
mv. verouderd perst samen |
perse samen (bijzin) samenperse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | pers samen | perst samen | perst samen | perst samen | perst samen | persen samen | persen samen | persen samen | |||
verleden (o.v.t.) | perste samen | perste samen | perste samen | perste samen | perste samen | persten samen | persten samen | persten samen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal samenpersen | zult/zal samenpersen | zult/zal samenpersen | zult samenpersen | zal samenpersen | zullen samenpersen | zullen samenpersen | zullen samenpersen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samenpersen | zou samenpersen | zou(dt) samenpersen | zoudt samenpersen | zou samenpersen | zouden samenpersen | zouden samenpersen | zouden samenpersen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | samenpers | samenperst | samenperst | samenperst | samenperst | samenpersen | samenpersen | samenpersen | |||
verleden (o.v.t.) | samenperste | samenperste | samenperste | samenperste | samenperste | samenpersten | samenpersten | samenpersten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal samenpersen samen zal persen |
zult/zal samenpersen samen zult/zal persen |
zult/zal samenpersen samen zult/zal persen |
zult samenpersen samen zult persen |
zal samenpersen samen zal persen |
zullen samenpersen samen zullen persen |
zullen samenpersen samen zullen persen |
zullen samenpersen samen zullen persen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samenpersen samen zou persen |
zou samenpersen samen zou persen |
zou(dt) samenpersen samen zou(dt) persen |
zoudt samenpersen samen zoudt persen |
zou samenpersen samen zou persen |
zouden samenpersen samen zouden persen |
zouden samenpersen samen zouden persen |
zouden samenpersen samen zouden persen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb samengeperst | hebt samengeperst | hebt/heeft samengeperst | hebt samengeperst | heeft samengeperst | hebben samengeperst | hebben samengeperst | hebben samengeperst | |||
verleden (v.v.t.) | had samengeperst | had samengeperst | had samengeperst | hadt samengeperst | had samengeperst | hadden samengeperst | hadden samengeperst | hadden samengeperst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal samengeperst hebben | zal/zult samengeperst hebben | zult/zal samengeperst hebben | zult samengeperst hebben | zal samengeperst hebben | zullen samengeperst hebben | zullen samengeperst hebben | zullen samengeperst hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou samengeperst hebben | zou samengeperst hebben | zou/zoudt samengeperst hebben | zoudt samengeperst hebben | zou samengeperst hebben | zouden samengeperst hebben | zouden samengeperst hebben | zouden samengeperst hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm samengeperst worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt samengeperst | er is samengeperst | |||||||||
verleden | er werd samengeperst | er was samengeperst | |||||||||
toekomend | er zal samengeperst worden | er zal samengeperst zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou samengeperst worden | er zou samengeperst zijn | |||||||||
lijdende vorm samengeperst worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | samengeperst worden | samengeperst te worden | ||||||||
toekomend | samengeperst zullen worden | samengeperst te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | samengeperst zijn | samengeperst te zijn | ||||||||
toekomend | samengeperst zullen zijn | samengeperst te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word samengeperst | wordt samengeperst | wordt samengeperst | wordt samengeperst | wordt samengeperst | worden samengeperst | worden samengeperst | worden samengeperst | |||
verleden (o.v.t.) | werd samengeperst | werd samengeperst | werd samengeperst | werdt samengeperst | werd samengeperst | werden samengeperst | werden samengeperst | werden samengeperst | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal samengeperst worden | zult samengeperst worden | zult samengeperst worden | zult samengeperst worden | zal samengeperst worden | zullen samengeperst worden | zullen samengeperst worden | zullen samengeperst worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou samengeperst worden | zou samengeperst worden | zou/zoudt samengeperst worden | zoudt samengeperst worden | zou samengeperst worden | zouden samengeperst worden | zouden samengeperst worden | zouden samengeperst worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben samengeperst | bent samengeperst | bent/is samengeperst | zijt samengeperst | is samengeperst | zijn samengeperst | zijn samengeperst | zijn samengeperst | |||
verleden (v.v.t.) | was samengeperst | was samengeperst | was samengeperst | waart samengeperst | was samengeperst | waren samengeperst | waren samengeperst | waren samengeperst | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal samengeperst zijn | zult samengeperst zijn | zult samengeperst zijn | zult samengeperst zijn | zal samengeperst zijn | zullen samengeperst zijn | zullen samengeperst zijn | zullen samengeperst zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou samengeperst zijn | zou samengeperst zijn | zou/zoudt samengeperst zijn | zoudt samengeperst zijn | zou samengeperst zijn | zouden samengeperst zijn | zouden samengeperst zijn | zouden samengeperst zijn |