receptor
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·cep·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | receptor | receptoren |
verkleinwoord | receptortje | receptortjes |
Zelfstandig naamwoord
receptor m
- (natuurkunde) onderdeel dat signalen opvangt
- (biologie), (medisch) lichaamsdeel dat gevoelig is voor prikkels
- (biochemie), (medisch) eiwit in het celmembraan, het cytoplasma of de celkern, waaraan een specifiek molecuul kan binden
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
- alfareceptor, baroreceptor, bètareceptor, cannabisreceptor, cb2-receptor, chemoreceptor, fotoreceptor, smaakreceptor, thermoreceptor
Verwante begrippen
Vertalingen
1. bestanddeel dat gevoelig is voor prikkels
Gangbaarheid
- Het woord receptor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "receptor" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ receptor op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
receptor | receptors |
Zelfstandig naamwoord
receptor
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -or in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Biologie in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Biochemie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 90 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 8
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels