bètareceptor
Uiterlijk
- bè·ta·re·cep·tor
- samenstelling van bèta en receptor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bètareceptor | bètareceptoren bètareceptors |
verkleinwoord | bètareceptortje | bètareceptortjes |
de bètareceptor m
- (biologie) receptor van het sympathisch zenuwstelsel die op prikkeling reageert met o.a. bloedvatvernauwing, versnelling van het hartritme e.d
- Het woord 'bètareceptor' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.