posten/vervoeging
Uiterlijk
Overgankelijk
[bewerken]vervoeging van de bedrijvende vorm van posten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | posten | te posten | ||||||||
toekomend | zullen posten | te zullen posten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepost | te hebben gepost | ||||||||
toekomend | gepost zullen hebben | gepost te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
postend | gepost | ev. post |
mv. verouderd post |
poste | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | post | post | post | post | post | posten | posten | posten | |||
verleden (o.v.t.) | postte | postte | postte | postte | postte | postten | postten | postten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal posten | zult/zal posten | zult/zal posten | zult posten | zal posten | zullen posten | zullen posten | zullen posten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou posten | zou posten | zou(dt) posten | zoudt posten | zou posten | zouden posten | zouden posten | zouden posten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepost | hebt gepost | hebt/heeft gepost | hebt gepost | heeft gepost | hebben gepost | hebben gepost | hebben gepost | |||
verleden (v.v.t.) | had gepost | had gepost | had gepost | hadt gepost | had gepost | hadden gepost | hadden gepost | hadden gepost | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepost hebben | zal/zult gepost hebben | zult/zal gepost hebben | zult gepost hebben | zal gepost hebben | zullen gepost hebben | zullen gepost hebben | zullen gepost hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepost hebben | zou gepost hebben | zou/zoudt gepost hebben | zoudt gepost hebben | zou gepost hebben | zouden gepost hebben | zouden gepost hebben | zouden gepost hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepost worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepost | er is gepost | |||||||||
verleden | er werd gepost | er was gepost | |||||||||
toekomend | er zal gepost worden | er zal gepost zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepost worden | er zou gepost zijn | |||||||||
lijdende vorm gepost worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepost worden | gepost te worden | ||||||||
toekomend | gepost zullen worden | gepost te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepost zijn | gepost te zijn | ||||||||
toekomend | gepost zullen zijn | gepost te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepost | wordt gepost | wordt gepost | wordt gepost | wordt gepost | worden gepost | worden gepost | worden gepost | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepost | werd gepost | werd gepost | werdt gepost | werd gepost | werden gepost | werden gepost | werden gepost | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepost worden | zult gepost worden | zult gepost worden | zult gepost worden | zal gepost worden | zullen gepost worden | zullen gepost worden | zullen gepost worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepost worden | zou gepost worden | zou/zoudt gepost worden | zoudt gepost worden | zou gepost worden | zouden gepost worden | zouden gepost worden | zouden gepost worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepost | bent gepost | bent/is gepost | zijt gepost | is gepost | zijn gepost | zijn gepost | zijn gepost | |||
verleden (v.v.t.) | was gepost | was gepost | was gepost | waart gepost | was gepost | waren gepost | waren gepost | waren gepost | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepost zijn | zult gepost zijn | zult gepost zijn | zult gepost zijn | zal gepost zijn | zullen gepost zijn | zullen gepost zijn | zullen gepost zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepost zijn | zou gepost zijn | zou/zoudt gepost zijn | zoudt gepost zijn | zou gepost zijn | zouden gepost zijn | zouden gepost zijn | zouden gepost zijn |
Inergatief
[bewerken]vervoeging van de bedrijvende vorm van posten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | posten | te posten | ||||||
toekomend | zullen posten | te zullen posten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepost | te hebben gepost | ||||||
toekomend | gepost zullen hebben | gepost te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
postend | gepost | ev. post |
mv. verouderd post |
poste | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | post | post | post | post | post | posten | posten | posten | |
verleden (o.v.t.) | postte | postte | postte | postte | postte | postten | postten | postten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal posten | zult/zal posten | zult/zal posten | zult posten | zal posten | zullen posten | zullen posten | zullen posten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou posten | zou posten | zou(dt) posten | zoudt posten | zou posten | zouden posten | zouden posten | zouden posten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepost | hebt gepost | hebt/heeft gepost | hebt gepost | heeft gepost | hebben gepost | hebben gepost | hebben gepost | |
verleden (v.v.t.) | had gepost | had gepost | had gepost | hadt gepost | had gepost | hadden gepost | hadden gepost | hadden gepost | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepost hebben | zal/zult gepost hebben | zult/zal gepost hebben | zult gepost hebben | zal gepost hebben | zullen gepost hebben | zullen gepost hebben | zullen gepost hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepost hebben | zou gepost hebben | zou/zoudt gepost hebben | zoudt gepost hebben | zou gepost hebben | zouden gepost hebben | zouden gepost hebben | zouden gepost hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gepost worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gepost | er is gepost | |||||||
verleden | er werd gepost | er was gepost | |||||||
toekomend | er zal gepost worden | er zal gepost zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gepost worden | er zou gepost zijn |