pantser
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pant·ser
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pantser | pantsers |
verkleinwoord | pantsertje | pantsertjes |
Zelfstandig naamwoord
- een beschermende laag om dieren of voorwerpen, een soort harnas
- Door zijn pantser was de ridder nog in leven na de klap met het zwaard.
Afgeleide begrippen
- pantsereenheid, pantserkreeft, pantsermeerval, pantserreptiel, pantserschip, pantservoertuig, pantservuist, pantserwagen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een beschermende laag om dieren of voorwerpen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pantseren |
pantser
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pantseren
- Ik pantser.
- gebiedende wijs van pantseren
- Pantser!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pantseren
- Pantser je?
Gangbaarheid
- Het woord pantser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pantser' herkend door
99 % | van de Nederlanders |
99 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.