harnas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- har·nas
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wapenrusting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1250 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | harnas | harnassen |
verkleinwoord | harnasje | harnasjes |
Zelfstandig naamwoord
het harnas o
- een wapenuitrusting gemaakt van metalen platen die het lichaam volledig of grotendeels bedekt
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een wapenuitrusting gemaakt van metalen platen die het lichaam volledig of grotendeels bedekt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
harnassen |
harnas
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van harnassen
- Ik harnas.
- gebiedende wijs van harnassen
- Harnas!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van harnassen
- Harnas je?
Gangbaarheid
- Het woord harnas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "harnas" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "harnas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be