palla

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  palla    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈpɑla / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• pal·la

Woordherkomst en -opbouw

• van Latijn palla

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	palla	palla's
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

palla v/m

1. (religie) (rooms-katholiek) verstevigd vierkant van textiel waarmee tijdens de mis de kelk wordt afgedekt

   • In de late middeleeuwen ontwikkelt zich het gebruik van de palla, een vierkant stuk karton (ca. 15x15 cm) van onder met linnen afgewerkt, van boven eventueel met zijde, ter afdekking van de kelk aan de bovenzijde te gebruiken. 

2. (kleding) (geschiedenis) rechthoekig bovenkleed, ruim om het lichaam gedrapeerd, zoals vrouwen dat in de oudheid droegen

   • Met de purperen palla over de schouders verschijnt zij bij ondergaande zon aan het dek en verbaast de ruwe schepelingen met hare vorstelijke schoonheid. 

• 

  1. Een met borduurwerk versierde palla uit Antwerpen.

• 

  1. Een kelk afgedekt met een palla.

• 

  2. beeld van een vrouw in een palla.

Afgeleide begrippen

• [1] palladoos

Verwante begrippen

• [1] corporale

Gangbaarheid

• Het woord 'palla' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Latijn

Zelfstandig naamwoord

palla v

1. (kleding) rechthoekig bovenkleed, ruim om het lichaam gedrapeerd, zoals vrouwen dat in de oudheid droegen

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	palla	pallae
genitief	pallae	pallārum
datief	pallae	pallīs
accusatief	pallam	pallās
ablatief	pallā	pallīs
vocatief	palla	pallae

Overerving en ontlening

• Nederlands: palla