overwinnen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • over·win·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overwinnen
overwon
overwonnen
klasse 3 volledig

Werkwoord

overwínnen

  1. overgankelijk een tegenstander of zwakte onder de knie krijgen
    • Hij overwon zijn angst voor het water en nam zwemles. 
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overwinnen
won over
overgewonnen
klasse 3 volledig

Werkwoord

óverwinnen

  1. overgankelijk (verouderd) gewin overhouden, sparen
    • Dog het is waar, dat wanneer een behoeftige Vreemdeling, in dit Land eenigen tyd gewoond, en eenigen rykdom overgewonnen hebbende, zig laat Naturaliseren, hy daardoor alsdan in staat raakt, om dat gewonnen geld met voordeel te besteeden in 't koopen van land, ...[1] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. 1753 September blz 214 Nederlandsch gedenkboek of Europische mercurius
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be