opvangen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·van·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en vangen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opvangen |
ving op |
opgevangen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
opvangen overgankelijk [1]
- vangen, zodat het ophoudt met vallen (-> in zijn werking of gevolgen tenietdoen)
- de zorg op zich nemen van iets en helpen bij de overgang naar een nieuwe situatie
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
= = = |
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de opvangen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord opvang
Gangbaarheid
- Het woord opvangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opvangen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 7 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %