ontvochtigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ontvochtigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontvochtigen | te ontvochtigen | ||||||||
toekomend | zullen ontvochtigen | te zullen ontvochtigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontvochtigd | te hebben ontvochtigd | ||||||||
toekomend | ontvochtigd zullen hebben | ontvochtigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ontvochtigend | ontvochtigd | ev. ontvochtig |
mv. verouderd ontvochtigt |
ontvochtige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontvochtig | ontvochtigt | ontvochtigt | ontvochtigt | ontvochtigt | ontvochtigen | ontvochtigen | ontvochtigen | |||
verleden (o.v.t.) | ontvochtigde | ontvochtigde | ontvochtigde | ontvochtigde | ontvochtigde | ontvochtigden | ontvochtigden | ontvochtigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontvochtigen | zult/zal ontvochtigen | zult/zal ontvochtigen | zult ontvochtigen | zal ontvochtigen | zullen ontvochtigen | zullen ontvochtigen | zullen ontvochtigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontvochtigen | zou ontvochtigen | zou(dt) ontvochtigen | zoudt ontvochtigen | zou ontvochtigen | zouden ontvochtigen | zouden ontvochtigen | zouden ontvochtigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontvochtigd | hebt ontvochtigd | hebt/heeft ontvochtigd | hebt ontvochtigd | heeft ontvochtigd | hebben ontvochtigd | hebben ontvochtigd | hebben ontvochtigd | |||
verleden (v.v.t.) | had ontvochtigd | had ontvochtigd | had ontvochtigd | hadt ontvochtigd | had ontvochtigd | hadden ontvochtigd | hadden ontvochtigd | hadden ontvochtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontvochtigd hebben | zal/zult ontvochtigd hebben | zult/zal ontvochtigd hebben | zult ontvochtigd hebben | zal ontvochtigd hebben | zullen ontvochtigd hebben | zullen ontvochtigd hebben | zullen ontvochtigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontvochtigd hebben | zou ontvochtigd hebben | zou/zoudt ontvochtigd hebben | zoudt ontvochtigd hebben | zou ontvochtigd hebben | zouden ontvochtigd hebben | zouden ontvochtigd hebben | zouden ontvochtigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ontvochtigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ontvochtigd | er is ontvochtigd | |||||||||
verleden | er werd ontvochtigd | er was ontvochtigd | |||||||||
toekomend | er zal ontvochtigd worden | er zal ontvochtigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ontvochtigd worden | er zou ontvochtigd zijn | |||||||||
lijdende vorm ontvochtigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontvochtigd worden | ontvochtigd te worden | ||||||||
toekomend | ontvochtigd zullen worden | ontvochtigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ontvochtigd zijn | ontvochtigd te zijn | ||||||||
toekomend | ontvochtigd zullen zijn | ontvochtigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | — | — | — | — | wordt ontvochtigd | — | — | worden ontvochtigd | |||
verleden (o.v.t.) | — | — | — | — | werd ontvochtigd | — | — | werden ontvochtigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | — | — | — | — | zal ontvochtigd worden | — | — | zullen ontvochtigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | — | — | — | — | zou ontvochtigd worden | — | — | zouden ontvochtigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | — | — | — | — | is ontvochtigd | — | — | zijn ontvochtigd | |||
verleden (v.v.t.) | — | — | — | — | was ontvochtigd | — | — | waren ontvochtigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | — | — | — | — | zal ontvochtigd zijn | — | — | zullen ontvochtigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | — | — | — | — | zou ontvochtigd zijn | — | — | zouden ontvochtigd zijn |