ontvochtigde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·voch·tig·de

Werkwoord

vervoeging van
ontvochtigen

ontvochtigde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontvochtigen
    • Ik ontvochtigde. 
    • Jij ontvochtigde. 
    • Hij, zij, het ontvochtigde.