omwolken/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van omwolken
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		omwolken			te omwolken
	toekomend		zullen omwolken			te zullen omwolken
voltooid	tegenwoordig		hebben omwolkt			te hebben omwolkt
	toekomend		omwolkt zullen hebben			omwolkt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	omwolkend		omwolkt			ev. omwolk	mv. verouderd omwolkt	omwolke
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	omwolk	omwolkt	omwolkt	omwolkt	omwolkt	omwolken	omwolken	omwolken
verleden (o.v.t.)	omwolkte	omwolkte	omwolkte	omwolkte	omwolkte	omwolkten	omwolkten	omwolkten
toekomend (o.t.t.t.)	zal omwolken	zult/zal omwolken	zult/zal omwolken	zult omwolken	zal omwolken	zullen omwolken	zullen omwolken	zullen omwolken
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omwolken	zou omwolken	zou(dt) omwolken	zoudt omwolken	zou omwolken	zouden omwolken	zouden omwolken	zouden omwolken
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb omwolkt	hebt omwolkt	hebt/heeft omwolkt	hebt omwolkt	heeft omwolkt	hebben omwolkt	hebben omwolkt	hebben omwolkt
verleden (v.v.t.)	had omwolkt	had omwolkt	had omwolkt	hadt omwolkt	had omwolkt	hadden omwolkt	hadden omwolkt	hadden omwolkt
toekomend (v.t.t.t.)	zal omwolkt hebben	zal/zult omwolkt hebben	zult/zal omwolkt hebben	zult omwolkt hebben	zal omwolkt hebben	zullen omwolkt hebben	zullen omwolkt hebben	zullen omwolkt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou omwolkt hebben	zou omwolkt hebben	zou/zoudt omwolkt hebben	zoudt omwolkt hebben	zou omwolkt hebben	zouden omwolkt hebben	zouden omwolkt hebben	zouden omwolkt hebben
onpersoonlijke lijdende vorm omwolkt worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt omwolkt				er is omwolkt
verleden	er werd omwolkt				er was omwolkt
toekomend	er zal omwolkt worden				er zal omwolkt zijn
voorwaardelijk	er zou omwolkt worden				er zou omwolkt zijn
lijdende vorm omwolkt worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		omwolkt worden			omwolkt te worden
	toekomend		omwolkt zullen worden			omwolkt te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		omwolkt zijn			omwolkt te zijn
	toekomend		omwolkt zullen zijn			omwolkt te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word omwolkt	wordt omwolkt	wordt omwolkt	wordt omwolkt	wordt omwolkt	worden omwolkt	worden omwolkt	worden omwolkt
verleden (o.v.t.)	werd omwolkt	werd omwolkt	werd omwolkt	werdt omwolkt	werd omwolkt	werden omwolkt	werden omwolkt	werden omwolkt
toekomend (o.t.t.t.)	zal omwolkt worden	zult omwolkt worden	zult omwolkt worden	zult omwolkt worden	zal omwolkt worden	zullen omwolkt worden	zullen omwolkt worden	zullen omwolkt worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omwolkt worden	zou omwolkt worden	zou/zoudt omwolkt worden	zoudt omwolkt worden	zou omwolkt worden	zouden omwolkt worden	zouden omwolkt worden	zouden omwolkt worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben omwolkt	bent omwolkt	bent/is omwolkt	zijt omwolkt	is omwolkt	zijn omwolkt	zijn omwolkt	zijn omwolkt
verleden (v.v.t.)	was omwolkt	was omwolkt	was omwolkt	waart omwolkt	was omwolkt	waren omwolkt	waren omwolkt	waren omwolkt
toekomend (v.t.t.t.)	zal omwolkt zijn	zult omwolkt zijn	zult omwolkt zijn	zult omwolkt zijn	zal omwolkt zijn	zullen omwolkt zijn	zullen omwolkt zijn	zullen omwolkt zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou omwolkt zijn	zou omwolkt zijn	zou/zoudt omwolkt zijn	zoudt omwolkt zijn	zou omwolkt zijn	zouden omwolkt zijn	zouden omwolkt zijn	zouden omwolkt zijn