misten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van misten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		misten			te misten
	toekomend		zullen misten			te zullen misten
voltooid	tegenwoordig		hebben gemist			te hebben gemist
	toekomend		gemist zullen hebben			gemist te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	mistend		gemist			ev. mist	mv. verouderd mist	miste
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	mist	mist	mist	mist	mist	misten	misten	misten
verleden (o.v.t.)	mistte	mistte	mistte	mistte	mistte	mistten	mistten	mistten
toekomend (o.t.t.t.)	zal misten	zult/zal misten	zult/zal misten	zult misten	zal misten	zullen misten	zullen misten	zullen misten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou misten	zou misten	zou(dt) misten	zoudt misten	zou misten	zouden misten	zouden misten	zouden misten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gemist	hebt gemist	hebt/heeft gemist	hebt gemist	heeft gemist	hebben gemist	hebben gemist	hebben gemist
verleden (v.v.t.)	had gemist	had gemist	had gemist	hadt gemist	had gemist	hadden gemist	hadden gemist	hadden gemist
toekomend (v.t.t.t.)	zal gemist hebben	zal/zult gemist hebben	zult/zal gemist hebben	zult gemist hebben	zal gemist hebben	zullen gemist hebben	zullen gemist hebben	zullen gemist hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gemist hebben	zou gemist hebben	zou/zoudt gemist hebben	zoudt gemist hebben	zou gemist hebben	zouden gemist hebben	zouden gemist hebben	zouden gemist hebben

vervoeging van het werkwoord misten
tegenwoordige tijd				verleden tijd				toekomende tijd
het		mist		het		mistte		het		zal misten
onvoltooid deelwoord			voltooid deelwoord			gebiedende wijs			aanvoegende wijs
mistend			hebben gemist						miste