Naar inhoud springen

miste

Uit WikiWoordenboek
  • mis·te
  • mist met de uitgang -e
vervoeging van
missen

miste

  1. enkelvoud verleden tijd van missen
    • Ik miste. 
    • Jij miste. 
    • Hij, zij, het miste. 
     Hij had jaren gespaard om de PCT te kunnen lopen en – ook al miste hij zijn dochter – niks kon hem tegenhouden om Canada te bereiken.[1]
vervoeging van
misten

miste

  1. aanvoegende wijs van misten

miste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van mis
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia


  • mis·te
  • Afgeleid van het Oudnoorse voltooid deelwoord mist, dat van het Oudnoorse werkwoord misse komt.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
miste
mister
mistet
mista
mistet
mista
Klasse 1 zwak

miste

  1. inboeten, verliezen
  2. missen (mislopen)
  • [2]: miste bussen
de bus missen
  • [1]: miste livet
het leven inboeten, doodgaan, omkomen, overlijden
  • [1]: Vi har ingen tid å miste. (Vi må skynde oss.)
We hebben geen tijd te verliezen. (We moeten opschieten.)


  • mis·te
  • Afgeleid van het Oudnoorse voltooid deelwoord mist, dat van het Oudnoorse werkwoord misse komt.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
miste
mistar
mista
mista
Klasse 1 zwak optioneel
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
miste
mister
miste
mist
Klasse 2 zwak optioneel

miste

  1. inboeten, verliezen
  2. missen (mislopen)
  • [2]: miste bussen
de bus missen
  • [1]: miste livet
het leven inboeten, doodgaan, omkomen, overlijden
«Minst 16 menneske mista livet då eit passasjertog køyrde inn i eit godstog i India tidleg måndag.»
Ten minste 16 mensen zijn omgekomen toen maandagochtend in India een passagierstrein in een goederentrein gebotst is.
  • [1]: Vi har inga tid å miste. (Vi må skunde oss.)
We hebben geen tijd te verliezen. (We moeten opschieten.)