meiweer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mei·weer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mei zn en weer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meiweer | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
meiweer
- het voorjaarsweer zoals dat normaal is voor mei
- ▸ Eerst het weer: vandaag is er veel ruimte voor de zon en wordt het maximaal 15 graden in het noorden van het land tot 20 in Limburg. De komende dagen is het warm meiweer, dinsdag kan het zomers warm worden. Vanaf woensdag neemt de kans op een bui toe.[1]
- ▸ VIDEOENSCHEDE - Het is precies zo’n zaterdag. Zonnig meiweer, vanavond songfestival, morgen moederdag. Het maakt deze zeventiende herdenking van de vuurwerkramp net even emotioneler dan andere jaren.[2]
Verwante begrippen
- januariweer, februariweer, maartweer, aprilweer, juniweer, juliweer, augustusweer, septemberweer, oktoberweer, novemberweer, decemberweer
Gangbaarheid
- Het woord meiweer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Wekdienst 8/5: Super Sunday in eredivisie • Schiphol waarschuwt weer voor drukte” (Zondag 8 mei 2022, 07:08), NOS
- ↑ Weblink bron Angelique Kunst“Aangrijpend In Memoriam voor slachtoffers vuurwerkramp Enschede” (13 mei 2017 Laatste update: 13-05-17, 21:43), Tubantia