oktoberweer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  oktoberweer    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ok·to·ber·weer

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  oktober zn  en  weer zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	oktoberweer
verkleinwoord	oktoberweertje

Zelfstandig naamwoord

het oktoberweer o

1. (meteorologie) het herfstachtige weer dat kenmerkend is voor oktober

   ▸ zoel oktoberweer en niemand die een vraag stelde toen ik afscheid nam van de assistente na een korte bijeenkomst in de buurt van het theater en naar Topanga Beach reed waar ik op de parkeerplaats de motor amper had uitgezet of er verscheen al een blauw zwaailicht en ze gaven me op zo’n manier te verstaan dat er langs de hele Pacific Coast Hwy een parkeerverbod gold

   ▸ Volgens Severin is het warme oktoberweer wel bijzonder. ,,Records zoals dit verwacht je nooit, zeker niet zo veel records achter elkaar, zo laat in het jaar."

Synoniemen

• herfstweer

Verwante begrippen

• januariweer, februariweer, maartweer, aprilweer, meiweer, juniweer, juliweer, augustusweer, septemberweer, novemberweer, decemberweer

Gangbaarheid

• Het woord oktoberweer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.