magnetiseren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van magnetiseren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		magnetiseren			te magnetiseren
	toekomend		zullen magnetiseren			te zullen magnetiseren
voltooid	tegenwoordig		hebben gemagnetiseerd			te hebben gemagnetiseerd
	toekomend		gemagnetiseerd zullen hebben			gemagnetiseerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	magnetiserend		gemagnetiseerd			ev. magnetiseer	mv. verouderd magnetiseert	magnetisere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	magnetiseer	magnetiseert	magnetiseert	magnetiseert	magnetiseert	magnetiseren	magnetiseren	magnetiseren
verleden (o.v.t.)	magnetiseerde	magnetiseerde	magnetiseerde	magnetiseerde	magnetiseerde	magnetiseerden	magnetiseerden	magnetiseerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal magnetiseren	zult/zal magnetiseren	zult/zal magnetiseren	zult magnetiseren	zal magnetiseren	zullen magnetiseren	zullen magnetiseren	zullen magnetiseren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou magnetiseren	zou magnetiseren	zou(dt) magnetiseren	zoudt magnetiseren	zou magnetiseren	zouden magnetiseren	zouden magnetiseren	zouden magnetiseren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gemagnetiseerd	hebt gemagnetiseerd	hebt/heeft gemagnetiseerd	hebt gemagnetiseerd	heeft gemagnetiseerd	hebben gemagnetiseerd	hebben gemagnetiseerd	hebben gemagnetiseerd
verleden (v.v.t.)	had gemagnetiseerd	had gemagnetiseerd	had gemagnetiseerd	hadt gemagnetiseerd	had gemagnetiseerd	hadden gemagnetiseerd	hadden gemagnetiseerd	hadden gemagnetiseerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gemagnetiseerd hebben	zal/zult gemagnetiseerd hebben	zult/zal gemagnetiseerd hebben	zult gemagnetiseerd hebben	zal gemagnetiseerd hebben	zullen gemagnetiseerd hebben	zullen gemagnetiseerd hebben	zullen gemagnetiseerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gemagnetiseerd hebben	zou gemagnetiseerd hebben	zou/zoudt gemagnetiseerd hebben	zoudt gemagnetiseerd hebben	zou gemagnetiseerd hebben	zouden gemagnetiseerd hebben	zouden gemagnetiseerd hebben	zouden gemagnetiseerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gemagnetiseerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gemagnetiseerd				er is gemagnetiseerd
verleden	er werd gemagnetiseerd				er was gemagnetiseerd
toekomend	er zal gemagnetiseerd worden				er zal gemagnetiseerd zijn
voorwaardelijk	er zou gemagnetiseerd worden				er zou gemagnetiseerd zijn