luchten/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van luchten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | luchten | te luchten | ||||||||
toekomend | zullen luchten | te zullen luchten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gelucht | te hebben gelucht | ||||||||
toekomend | gelucht zullen hebben | gelucht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
luchtend | gelucht | ev. lucht |
mv. verouderd lucht |
luchte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | lucht | lucht | lucht | lucht | lucht | luchten | luchten | luchten | |||
verleden (o.v.t.) | luchtte | luchtte | luchtte | luchtte | luchtte | luchtten | luchtten | luchtten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal luchten | zult/zal luchten | zult/zal luchten | zult luchten | zal luchten | zullen luchten | zullen luchten | zullen luchten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou luchten | zou luchten | zou(dt) luchten | zoudt luchten | zou luchten | zouden luchten | zouden luchten | zouden luchten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gelucht | hebt gelucht | hebt/heeft gelucht | hebt gelucht | heeft gelucht | hebben gelucht | hebben gelucht | hebben gelucht | |||
verleden (v.v.t.) | had gelucht | had gelucht | had gelucht | hadt gelucht | had gelucht | hadden gelucht | hadden gelucht | hadden gelucht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gelucht hebben | zal/zult gelucht hebben | zult/zal gelucht hebben | zult gelucht hebben | zal gelucht hebben | zullen gelucht hebben | zullen gelucht hebben | zullen gelucht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gelucht hebben | zou gelucht hebben | zou/zoudt gelucht hebben | zoudt gelucht hebben | zou gelucht hebben | zouden gelucht hebben | zouden gelucht hebben | zouden gelucht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gelucht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gelucht | er is gelucht | |||||||||
verleden | er werd gelucht | er was gelucht | |||||||||
toekomend | er zal gelucht worden | er zal gelucht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gelucht worden | er zou gelucht zijn | |||||||||
lijdende vorm gelucht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gelucht worden | gelucht te worden | ||||||||
toekomend | gelucht zullen worden | gelucht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gelucht zijn | gelucht te zijn | ||||||||
toekomend | gelucht zullen zijn | gelucht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gelucht | wordt gelucht | wordt gelucht | wordt gelucht | wordt gelucht | worden gelucht | worden gelucht | worden gelucht | |||
verleden (o.v.t.) | werd gelucht | werd gelucht | werd gelucht | werdt gelucht | werd gelucht | werden gelucht | werden gelucht | werden gelucht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gelucht worden | zult gelucht worden | zult gelucht worden | zult gelucht worden | zal gelucht worden | zullen gelucht worden | zullen gelucht worden | zullen gelucht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gelucht worden | zou gelucht worden | zou/zoudt gelucht worden | zoudt gelucht worden | zou gelucht worden | zouden gelucht worden | zouden gelucht worden | zouden gelucht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gelucht | bent gelucht | bent/is gelucht | zijt gelucht | is gelucht | zijn gelucht | zijn gelucht | zijn gelucht | |||
verleden (v.v.t.) | was gelucht | was gelucht | was gelucht | waart gelucht | was gelucht | waren gelucht | waren gelucht | waren gelucht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gelucht zijn | zult gelucht zijn | zult gelucht zijn | zult gelucht zijn | zal gelucht zijn | zullen gelucht zijn | zullen gelucht zijn | zullen gelucht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gelucht zijn | zou gelucht zijn | zou/zoudt gelucht zijn | zoudt gelucht zijn | zou gelucht zijn | zouden gelucht zijn | zouden gelucht zijn | zouden gelucht zijn |