loggen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van loggen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		loggen			te loggen
	toekomend		zullen loggen			te zullen loggen
voltooid	tegenwoordig		hebben gelogd			te hebben gelogd
	toekomend		gelogd zullen hebben			gelogd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	loggend		gelogd			ev. log	mv. verouderd logt	logge
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	log	logt	logt	logt	logt	loggen	loggen	loggen
verleden (o.v.t.)	logde	logde	logde	logde	logde	logden	logden	logden
toekomend (o.t.t.t.)	zal loggen	zult/zal loggen	zult/zal loggen	zult loggen	zal loggen	zullen loggen	zullen loggen	zullen loggen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou loggen	zou loggen	zou(dt) loggen	zoudt loggen	zou loggen	zouden loggen	zouden loggen	zouden loggen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gelogd	hebt gelogd	hebt/heeft gelogd	hebt gelogd	heeft gelogd	hebben gelogd	hebben gelogd	hebben gelogd
verleden (v.v.t.)	had gelogd	had gelogd	had gelogd	hadt gelogd	had gelogd	hadden gelogd	hadden gelogd	hadden gelogd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gelogd hebben	zal/zult gelogd hebben	zult/zal gelogd hebben	zult gelogd hebben	zal gelogd hebben	zullen gelogd hebben	zullen gelogd hebben	zullen gelogd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gelogd hebben	zou gelogd hebben	zou/zoudt gelogd hebben	zoudt gelogd hebben	zou gelogd hebben	zouden gelogd hebben	zouden gelogd hebben	zouden gelogd hebben