logde
Uiterlijk
- log·de
vervoeging van |
---|
loggen |
logde
- enkelvoud verleden tijd van loggen
- Ik logde.
- Jij logde.
- Hij, zij, het logde.
- Ik logde.
- Het woord logde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
loggen |
logde