krijgsheer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  krijgsheer    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• krijgs·heer

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  krijg zn  en  heer zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	krijgsheer	krijgsheren
verkleinwoord	krijgsheertje	krijgsheertjes

Zelfstandig naamwoord

krijgsheer m

1. (militair) (politiek) aanvoerder die controle heeft over een beperkt gebied, meestal onafhankelijk van de centrale regering

   • in Somalië, Liberia, Sierra Leone, Afghanistan en de Congo hebben krijgsheren lange tijd de dienst uitgemaakt 

Synoniemen

• warlord

Verwante begrippen

• roverhoofdman, bendeleider, piraat

Vertalingen

    1.   

Bretons: tiern a vrezel (br) Catalaans: senyor de la guerra (ca) Chinees: 军阀 (zh) Deens: krigsherre (da) Duits: Kriegsherr (de) m Engels: warlord (en) Esperanto: militsinjoro (eo) Fins: sotaherra (fi) Frans: seigneur de guerre (fr) Grieks: Πολέμαρχος (el) Hebreeuws: מצביא (he) Hongaars: hadúr (hu) Indonesisch: panglima perang (id) Italiaans: signore della guerra (it)

Japans: 軍閥 (ja) Jiddisch: קריגס פירער (yi) Koreaans: 군벌 (ko) Kroatisch: gospodari rata (hr) Malayalam: യുദ്ധപ്രഭു (ml) Noors: krigsherre (no) Oekraïens: Польовий командир (uk) Perzisch: جنگ‌سالار (fa) Pools: watażka (pl) Portugees: chefe militar (pt) Russisch: Полевой командир (ru) Spaans: señor de la guerra (es) m Thai: ขุนศึก (th) Zweeds: krigsherre (sv)

Gangbaarheid

• Het woord krijgsheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krijgsheer" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.