krijgsheer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krijgs·heer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krijgsheer krijgsheren
verkleinwoord krijgsheertje krijgsheertjes

Zelfstandig naamwoord

de krijgsheerm

  1. (militair) (politiek) aanvoerder die controle heeft over een beperkt gebied, meestal onafhankelijk van de centrale regering
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen