kif
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kif
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Arabisch, in de betekenis van ‘hasjiesj’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kif | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (plantkunde), (medisch) wordt gemaakt van de bloemtoppen of zaaddoosjes van de vrouwelijke, onbevruchte hennepplant Cannabis sativa
(variëteit indica) dat een hoog gehalte van de stof THC bevat en kan worden gebruikt als medicijn of genotmiddel
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "kif" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Frans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
kif m
- (spreektaal) stickie, joint [1]
- (spreektaal) passie, fantasie, plezier
- «La moto, c’est son kif à Patou.»
- Motorrijden is Patou's passie. [1]
- «La moto, c’est son kif à Patou.»
- (spreektaal) verlangen
- «Il a le kif d’acheter une Merco.»
- Hij droomt ervan een Mercedes te kopen. [1]
- «Il a le kif d’acheter une Merco.»
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Plantkunde in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 51 %
- Prevalentie Vlaanderen 56 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 3
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans