hasjhandel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hasj·han·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hasjhandel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de hasjhandelm

  1. (handel) iemand die handelt in wiet en cannabis
     Het OM onderzoekt of het nog geld tegoed heeft van de man die sinterklaascadeaus uitdeelde aan kinderen in Breda. De man, John Jansen, geeft toe dat hij in de jaren negentig lid was van een drugsbende die terechtstond voor hasjhandel, ontvoering en afpersing.[1]
     Later dit jaar staat de 54-jarige drugsbaron terecht in een grotere rechtszaak, 'Doomer' genoemd. Daarin draait het om grootschalige kweek van wiet en bereiding van hasj in heel Nederland, internationale hasjhandel en het op grote schaal witwassen van enorme winsten.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “OM kijkt naar Bredase Sint” (Dinsdag 26 november 2013, 16:20), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2022 Weblink bron “Drie jaar cel voor drugsbaron Zwolsman” (Dinsdag 11 mei 2010, 11:07), NOS