fantasie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fan·ta·sie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verbeeldingskracht’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fantasie fantasieën
verkleinwoord fantasietje fantasietjes

Zelfstandig naamwoord

de fantasiev

  1. vermogen om nieuwe gedachten te kunnen vormen, mogelijk niet altijd op waarheid berust
    • Die jongen had een geweldige fantasie. 
     In mijn fantasie zat er achter elke boom een beer, klaar om mij te verslinden.[3]
     Het was te veel brandstof, vliegtuigbrandstof zou je kunnen zeggen, voor mijn fantasie, wedijverend met mijn vader, de ambassadeur en wedstrijdzwemmer.[4]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /fantazɪjɛ/
Woordafbreking
  • fan·ta·sie
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

fantasie v

  1. (verouderd) fantasie; verbeelding
  2. (verouderd) fantasie; verzinsel
  3. (verouderd) (muziek) fantasie; een muzikale compositie met een vrij karakter
Verbuiging
Schrijfwijzen
Synoniemen
  1. obraznost v, představivost v
  2. smyšlenka v, výmysl monbezield
  3. -
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen