juxtaponeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van juxtaponeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		juxtaponeren			te juxtaponeren
	toekomend		zullen juxtaponeren			te zullen juxtaponeren
voltooid	tegenwoordig		hebben gejuxtaponeerd			te hebben gejuxtaponeerd
	toekomend		gejuxtaponeerd zullen hebben			gejuxtaponeerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	juxtaponerend		gejuxtaponeerd			ev. juxtaponeer	mv. verouderd juxtaponeert	juxtaponere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	juxtaponeer	juxtaponeert	juxtaponeert	juxtaponeert	juxtaponeert	juxtaponeren	juxtaponeren	juxtaponeren
verleden (o.v.t.)	juxtaponeerde	juxtaponeerde	juxtaponeerde	juxtaponeerde	juxtaponeerde	juxtaponeerden	juxtaponeerden	juxtaponeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal juxtaponeren	zult/zal juxtaponeren	zult/zal juxtaponeren	zult juxtaponeren	zal juxtaponeren	zullen juxtaponeren	zullen juxtaponeren	zullen juxtaponeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou juxtaponeren	zou juxtaponeren	zou(dt) juxtaponeren	zoudt juxtaponeren	zou juxtaponeren	zouden juxtaponeren	zouden juxtaponeren	zouden juxtaponeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gejuxtaponeerd	hebt gejuxtaponeerd	hebt/heeft gejuxtaponeerd	hebt gejuxtaponeerd	heeft gejuxtaponeerd	hebben gejuxtaponeerd	hebben gejuxtaponeerd	hebben gejuxtaponeerd
verleden (v.v.t.)	had gejuxtaponeerd	had gejuxtaponeerd	had gejuxtaponeerd	hadt gejuxtaponeerd	had gejuxtaponeerd	hadden gejuxtaponeerd	hadden gejuxtaponeerd	hadden gejuxtaponeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gejuxtaponeerd hebben	zal/zult gejuxtaponeerd hebben	zult/zal gejuxtaponeerd hebben	zult gejuxtaponeerd hebben	zal gejuxtaponeerd hebben	zullen gejuxtaponeerd hebben	zullen gejuxtaponeerd hebben	zullen gejuxtaponeerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gejuxtaponeerd hebben	zou gejuxtaponeerd hebben	zou/zoudt gejuxtaponeerd hebben	zoudt gejuxtaponeerd hebben	zou gejuxtaponeerd hebben	zouden gejuxtaponeerd hebben	zouden gejuxtaponeerd hebben	zouden gejuxtaponeerd hebben