indagen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van indagen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		indagen			in te dagen
	toekomend		zullen indagen in zullen dagen			te zullen indagen in te zullen dagen
voltooid	tegenwoordig		hebben ingedaagd			te hebben ingedaagd
	toekomend		ingedaagd zullen hebben			ingedaagd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	indagend		ingedaagd			ev. daag in	mv. verouderd daagt in	dage in (bijzin) indage
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	daag in	daagt in	daagt in	daagt in	daagt in	dagen in	dagen in	dagen in
verleden (o.v.t.)	daagde in	daagde in	daagde in	daagde in	daagde in	daagden in	daagden in	daagden in
toekomend (o.t.t.t.)	zal indagen	zult/zal indagen	zult/zal indagen	zult indagen	zal indagen	zullen indagen	zullen indagen	zullen indagen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou indagen	zou indagen	zou(dt) indagen	zoudt indagen	zou indagen	zouden indagen	zouden indagen	zouden indagen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	indaag	indaagt	indaagt	indaagt	indaagt	indagen	indagen	indagen
verleden (o.v.t.)	indaagde	indaagde	indaagde	indaagde	indaagde	indaagden	indaagden	indaagden
toekomend (o.t.t.t.)	zal indagen in zal dagen	zult/zal indagen in zult/zal dagen	zult/zal indagen in zult/zal dagen	zult indagen in zult dagen	zal indagen in zal dagen	zullen indagen in zullen dagen	zullen indagen in zullen dagen	zullen indagen in zullen dagen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou indagen in zou dagen	zou indagen in zou dagen	zou(dt) indagen in zou(dt) dagen	zoudt indagen in zoudt dagen	zou indagen in zou dagen	zouden indagen in zouden dagen	zouden indagen in zouden dagen	zouden indagen in zouden dagen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb ingedaagd	hebt ingedaagd	hebt/heeft ingedaagd	hebt ingedaagd	heeft ingedaagd	hebben ingedaagd	hebben ingedaagd	hebben ingedaagd
verleden (v.v.t.)	had ingedaagd	had ingedaagd	had ingedaagd	hadt ingedaagd	had ingedaagd	hadden ingedaagd	hadden ingedaagd	hadden ingedaagd
toekomend (v.t.t.t.)	zal ingedaagd hebben	zal/zult ingedaagd hebben	zult/zal ingedaagd hebben	zult ingedaagd hebben	zal ingedaagd hebben	zullen ingedaagd hebben	zullen ingedaagd hebben	zullen ingedaagd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ingedaagd hebben	zou ingedaagd hebben	zou/zoudt ingedaagd hebben	zoudt ingedaagd hebben	zou ingedaagd hebben	zouden ingedaagd hebben	zouden ingedaagd hebben	zouden ingedaagd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm ingedaagd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt ingedaagd				er is ingedaagd
verleden	er werd ingedaagd				er was ingedaagd
toekomend	er zal ingedaagd worden				er zal ingedaagd zijn
voorwaardelijk	er zou ingedaagd worden				er zou ingedaagd zijn
lijdende vorm ingedaagd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ingedaagd worden			ingedaagd te worden
	toekomend		ingedaagd zullen worden			ingedaagd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		ingedaagd zijn			ingedaagd te zijn
	toekomend		ingedaagd zullen zijn			ingedaagd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word ingedaagd	wordt ingedaagd	wordt ingedaagd	wordt ingedaagd	wordt ingedaagd	worden ingedaagd	worden ingedaagd	worden ingedaagd
verleden (o.v.t.)	werd ingedaagd	werd ingedaagd	werd ingedaagd	werdt ingedaagd	werd ingedaagd	werden ingedaagd	werden ingedaagd	werden ingedaagd
toekomend (o.t.t.t.)	zal ingedaagd worden	zult ingedaagd worden	zult ingedaagd worden	zult ingedaagd worden	zal ingedaagd worden	zullen ingedaagd worden	zullen ingedaagd worden	zullen ingedaagd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ingedaagd worden	zou ingedaagd worden	zou/zoudt ingedaagd worden	zoudt ingedaagd worden	zou ingedaagd worden	zouden ingedaagd worden	zouden ingedaagd worden	zouden ingedaagd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben ingedaagd	bent ingedaagd	bent/is ingedaagd	zijt ingedaagd	is ingedaagd	zijn ingedaagd	zijn ingedaagd	zijn ingedaagd
verleden (v.v.t.)	was ingedaagd	was ingedaagd	was ingedaagd	waart ingedaagd	was ingedaagd	waren ingedaagd	waren ingedaagd	waren ingedaagd
toekomend (v.t.t.t.)	zal ingedaagd zijn	zult ingedaagd zijn	zult ingedaagd zijn	zult ingedaagd zijn	zal ingedaagd zijn	zullen ingedaagd zijn	zullen ingedaagd zijn	zullen ingedaagd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ingedaagd zijn	zou ingedaagd zijn	zou/zoudt ingedaagd zijn	zoudt ingedaagd zijn	zou ingedaagd zijn	zouden ingedaagd zijn	zouden ingedaagd zijn	zouden ingedaagd zijn