incident
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ci·dent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, verder te herleiden tot het Latijnse incidens. In de betekenis van ‘(hinderlijk) voorval’ voor het eerst aangetroffen in 1683 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | incident | incidenten |
verkleinwoord | incidentje | incidentjes |
Zelfstandig naamwoord
incident o
- een opschudding verwekkend voorval
- Er was gisteren een ernstig incident aan de grens met Noord-Korea.
- vervelende gebeurtenis, ongeval
- Het cabinepersoneel zou normaal gesproken bij de nooduitgang zitten. Het is niet duidelijk waarom zij het incident niet konden voorkomen. In een verklaring, zei PIA: ,,Een passagier opende ten onrechte de nooddeur waardoor de noodglijbaan geactiveerd werd.” [3]
- De tocht bleef, aldus de organisatie, verschoond van grote incidenten, al moest twee keer na een valpartij een ambulance worden gebeld. [4]
- ▸ Tunnels worden vanuit de verkeerscentrales 24 uur per dag in de gaten gehouden met camera's en detectiesystemen. "Zo kunnen wegverkeersleiders bij incidenten de tunnel afsluiten, hulpdiensten alarmeren en installaties in de tunnels bedienen", schrijft Rijkswaterstaat.[5]
- (juridisch) twistpunt naast het hoofdgeschil in een geding [1]
- ▸ De RvA kan voor de behandeling van het incident om een aanvulling van de waarborgsom vragen.[6]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een opschudding verwekkend voorval
Gangbaarheid
- Het woord incident staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "incident" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "incident" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ incident op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia Florian van Impe 10-06-19 Vrouw opent per ongeluk nooduitgang in plaats van toilet, vlucht 7 uur vertraagd
- ↑ Tubantia Wim Goorhuis 16-05-19 Hel van Twente met 'de wind vol op de kop'
- ↑
Weblink bron “Ketheltunnel dicht tijdens ochtendspits vanwege ziekmeldingen, inmiddels weer open” (16 mei 2022), NOS
- ↑
Weblink bron “complicaties in de procedure”, Raad van Arbitrage in bouwgeschillen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
incident | incidents |
Zelfstandig naamwoord
incident
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
incident | more incident | most incident |
Bijvoeglijk naamwoord
incident
- bijkomend, incidenteel
- inherent
- (natuurkunde) binnenvallend (van deeltjes, straling)
Frans
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
incident | l'incident | incidents | les incidents |
Zelfstandig naamwoord
incident m
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | incident | incidents |
vrouwelijk | incidente | incidentes |
Bijvoeglijk naamwoord
incident
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 8
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Bijvoeglijk naamwoord in het Engels
- Natuurkunde in het Engels
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 8
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Bijvoeglijk naamwoord in het Frans