Naar inhoud springen

ijlen

Uit WikiWoordenboek
  • ij·len
  • In de betekenis van ‘zich haasten, hard lopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
  • In de betekenis van ‘verward praten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1783 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ijlen
ijlde
geijld
zwak -d volledig

ijlen

  1. inergatief, (medisch) als gevolg van lichamelijke ziekte (bijv. hoge koorts) wartaal spreken [2]
    • Zij lag te ijlen van de griep. 
  2. zich haasten, zich  reppen ww , zich  spoeden ww , snellen [3]
    • Zij ijlden zich ter plaatse. 
  • [1]: in allerijl
zeer gehaast
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]