spoeden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spoe·den
Woordherkomst en -opbouw
  • eerste vermelding 13de eeuw [1]

Werkwoord

spoeden [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spoeden
spoedde
gespoed
zwak -d volledig
  1. wederkerend zich met grote haast snel bewegen
    • De Fransen verroeren zich niet. Als een dodelijk gewond dier, dat bloedt en zijn wonden likt, blijven ze vijf weken in Moskou, zonder iets te ondernemen, en plotseling, zonder dat daar een directe reden voor is, vluchten ze terug: ze spoeden zich over de Kaloegaweg (zelfs na een overwinning, want het slagveld in de buurt van Malo-Jaroslavets is nog in hun handen) zonder één serieus gevecht aan te gaan, en gaan nog sneller terug naar Smolensk, voorbij Smolensk, voorbij Wilna, voorbij de Berezina en nog verder. [3] 
    • Ze minachten zelfs hun eigen gemeenschappelijke Europese instellingen - behalve wanneer ze zelf mogen komen bedelen om centen, waarmee ze zich schaamteloos van Brussel naar huis spoeden om daar te spuwen in de hand die hen voedt. Ze sluiten de hekken en grijnzen: we hebben ons eigen Europese huis weer flink beetgehad. [4] 
  2. met grote haast handelen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. spoeden op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tolstoj, L.N.
    Oorlog en Vrede Deel 3 Vertaald uit het Russisch door Yolanda Bloemen en Marja Wiebes 2006 ISBN 9028240462 pagina 1052
  4. Volkskrant Stefan Hertmans 26 augustus 2017
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be