grijpen
Uiterlijk
| naamwoord van handeling | |
|---|---|
| zelfstandig | bijvoeglijk |
| grijpen | grijpend |
| grip | gegrepen |
| greep | |
- grij·pen
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| grijpen |
greep |
gegrepen |
| klasse 1 | volledig | |
grijpen [3]
- plotseling iets of iemand beetpakken
- Hij wist snel de peuter te grijpen voor deze in de kolkende rivier viel.
- ▸ Terwijl de jonge assistent de gegevens van zijn Franse identiteitskaart invoerde, had ik de neiging om zijn ID te grijpen en te fotograferen, alsof zijn administratieve nummers met het verlaten van de Camino ineens belangrijker voor me Zijn.[4]
- met kracht iets pakken
- emotioneel ergens door geraakt worden
- ▸ Ik vond het verbijsterend om te horen hoeveel indruk de trail destijds op deze man had gemaakt. Zou ik over 35 jaar ook nog zo gegrepen zijn door deze ervaring?[7]
- naast grijpen: iets missen, iets niet te pakken kunnen krijgen
- ▸ Zij grijpen dus naast de 1.000 euro tegemoetkoming en moeten wachten tot een volgende ronde. Het loket gaat op 1 september en 1 november opnieuw open. Degenen die zich wel hebben kunnen aanmelden, krijgen binnen enkele dagen hierover een bericht.[8]
- De gelegenheid bij de haren grijpen of pakken
gebruik maken van een gegeven mogelijkheid
- de kans grijpen
gebruik maken van een gegeven mogelijkheid
- ∗ Het aardewerk en het porselein staan te glanzen in de pronkkeuken, het paarlemoer glinstert in het inlegwerk, en als Nella ziet dat alle talgkaarsen zijn vervangen door waskaarsen, grijpt ze haar kans en snuift ze de heerlijke geur ervan op.[9]
- De koe bij de horens grijpen (pakken of vatten)
- Grip / greep op iets krijgen
- Iemand bij de kladden grijpen
Iemand bij zijn kleren grijpen
- Van de gaffel in de greep vallen
- voor het grijpen liggen
iets makkelijk kunnen bereiken
- ∗ Maar toch zat ze hier, op het voeteneinde van haar moeders bed, terwijl er een onafhankelijk leven voor het grijpen lag.[10]
de grijpen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord grijp
- Het woord grijpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grijpen" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen.[11] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "grijpen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ grijpen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “De Camino” (2021), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024582280 - ↑ Marion Pauw e.a.“4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
- ↑
Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant - ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers

- ↑
Weblink bron “STAP-budget al binnen 2,5 uur op door stortvloed aan aanvragen” (01 juli 2022), NU.nl - ↑ Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx“Het huis aan de gouden bocht” (2014), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789021809526 - ↑ Jessie Burton vert. Marja Borg“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Sterk werkwoord klasse 1 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %