gemeenschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·meen·schap
Woordherkomst en -opbouw
2 en 3 enkelvoud meervoud
naamwoord gemeenschap gemeenschappen
verkleinwoord gemeenschapje gemeenschapjes
1 en 4 enkelvoud meervoud
naamwoord gemeenschap -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de gemeenschapv

  1. het met één of meer anderen deel hebben aan iets
    • Zij trouwden in gemeenschap van goederen. 
  2. (maatschappij) samenleving
    • In de VS zijn er vele plaatselijke gemeenschappen. 
  3. (maatschappij), (pregnant) geheel van personen of zaken die tot elkaar in een bepaald opzicht in een geregelde betrekking staan
    • Onze buurman behoort tot de gemeenschap der gelovigen. 
    • Oortman die de afgelopen jaren acht keer in Sri Lanka geweest en er een petekind heeft, kent het land en de katholieke gemeenschap heel goed. „Ik heb vanmorgen nog contact gehad met de katholieke familie van mijn petekind. Zij zijn niet direct getroffen, maar leven in grote angst. De aanslag, uitgerekend op het Paasfeest, kwam voor hen totaal onverwacht. Ik leef met deze mensen mee. Het zijn mijn vrienden.” [1] 
  4. (seksualiteit) geslachtsgemeenschap
    • In Nederland is het illegaal om gemeenschap te hebben met minderjarigen. 
     Het hof zegt niet te hebben kunnen vaststellen dat er in de relatie tussen Bakker en het slachtoffer - met wie hij een verhouding had - een situatie was waarin het meisje werd gedwongen tot seksuele gemeenschap. Dat Bakker in de relatie "erg dominant" was en dat hij misbruik maakte van de kwetsbare situatie waarin het slachtoffer zich bevond, staat volgens het hof buiten kijf.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tubantia Herman Haverkate 21-04-19 Twentse pastoor Marc Oortman leeft mee met zijn vrienden op Sri Lanka
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 juli 2022 Weblink bron “Voormalige verslavingsgoeroe Keith Bakker krijgt fors lagere straf in hoger beroep” (13 jul 2022), NU.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be