huwelijksgemeenschap
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hu·we·lijks·ge·meen·schap
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huwelijk en gemeenschap met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huwelijksgemeenschap | huwelijksgemeenschappen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de huwelijksgemeenschap v
- de gezamenlijkheid binnen een huwelijk bijv. van goederen
- (seksualiteit) seksuele omgang binnen het huwelijk, geslachtsgemeenschap
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Gangbaarheid
- Het woord huwelijksgemeenschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.