-schap

Niet te verwarren met: schap

Nederlands

Huidig bestand
191

Uitspraak

• IPA: /sxɑp/

Woordafbreking

• -schap

Achtervoegsel

-schap

1. v: maakt van een bijvoeglijk naamwoord een zelfstandig naamwoord dat een toestand aanduidt

   • zwanger → zwangerschap 
   • blij(de) → blijdschap 

2. o: omschrijft een geheel of een instelling dat iets omvat, vaak op basis van een zelfstandig naamwoord

   • land → landschap 
   • water → waterschap 

Hyponiemen

    enige woorden met dit voorvoegsel die nog moeten worden aangebracht

aalmoezenierschap aankomelingschap aanvoerderschap aartsdiakenschap adviseurschap afgezantschap afkomelingschap assistentschap baasschap baljuwschap bedrijfsschap beheerschap bevelhebberschap bevelvoerderschap bijzitterschap bodeschap boerschap bondscoachschap bondspresidentschap bosschap bottelierschap buurschap chefschap christenschap coachschap coassistentschap compagnieschap compagnonschap correspondentschap curatorschap diakenschap dictatorschap directeurschap dogeschap donateurschap dragerschap drossaardschap drostschap filmerschap filmsterschap gardiaanschap gastvrouwschap gespanschap gouverneur-generaalschap gouverneurschap griffierschap havenschap heemraadschap honderdschap hoogleraarschap houtvesterschap huisvrouwschap hulpverlenerschap huurderschap industrieschap ingezetenschap inspecteurschap jachtschap jongelingschap jufferschap kandidaatschap kanselierschap kapiteinschap kardinaalschap keizerschap kennerschap kindschap klerkschap kluizenaarschap knapenschap kolonelschap komenschap koopmanschap korporaalschap kosterschap kostwinnerschap lordschap luitenantschap maalschap maarschalkschap magistraatschap majoorschap makelaarschap makerschap mandarijnschap matischap messiasschap meterschap mevrouwschap middelaarschap ministerschap momberschap momboorschap monnikschap nazireeërschap neefschap oelèëbalangschap officierschap onderdaanschap onderduikschap opzienerschap ornamentschap ouderlingschap pairschap pandelingschap pandschap pariaschap partijschap pastoorschap patronaatschap patroonschap pausschap peetschap pelgrimschap plaatsvervangerschap plassenschap pleegkindschap pleegouderschap poorterschap portierschap predikantschap prelaatschap pretorschap priorschap procureurschap profeetschap proostschap raadsheerschap raadsvoorzitterschap rechterschap recreatieschap rectorschap redacteurschap repetitorschap residentschap ruwaardschap schoonmoederschap schoonvaderschap schoutschap secondantschap secretarisschap sergeantschap slachtofferschap slotvoogdschap souteneurschap sponsorschap stadhouderschap stedehouderschap stiefvaderschap strandschap studentschap stuurmanschap thesaurierschap trainerschap trustschap uitgeverschap valkenierschap veenschap vegetariërschap vergezelschap verkoperschap vicekanselierschap vicepremierschap vicevoorzitterschap visserijschap vliegerschap vluchtelingschap volgelingschap voorzangerschap voorzieningsschap vreemdelingschap vriendinschap vrijerschap vrijsterschap waardschap waarnemerschap weddingschap weduwnaarschap werkerschap wethouderschap woonwagenschap zaakvoerderschap zoonschap zuiveringsschap zzp-schap