evenaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • eve·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord evenaar evenaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

évenaar m

  1. (aardrijkskunde) denkbeeldige cirkel die op een hemellichaam het noordelijk van het zuidelijk halfrond scheidt
    • Bij het voor het eerst passeren van de evenaar werden passagiers aan boord van schepen met Neptunus geconfronteerd. 
  2. (verouderd) dat wat gelijk van gewicht is, evenwicht [4]
    • ..die den evenaar van de fransche en spaansche Mogentheden noode zagen overslaan.  -- Hooft
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
evenaren

evenáár

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evenaren
    • Ik evenaar. 
  2. gebiedende wijs van evenaren
    • Evenaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van evenaren
    • Evenaar je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen