even

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Even

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • even
Woordherkomst en -opbouw
  • [bijvoeglijk naamwoord]: Het woord is algemeen Germaans [1]
  • [zelfstandig naamwoord]: Hebreeuws [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen even evener evenst
verbogen evenste
partitief evens eveners -

Bijvoeglijk naamwoord

even [3]

  1. deelbaar door twee
    • De som van twee even getallen is weer een even getal. 
    • Een even aantal kun je in twee even grote delen verdelen. 
  2. egaal, effen, gelijk
    • Je kunt alleen bouwen als de grond even is. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijwoord van graad: in gelijke mate’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [4]

Bijwoord

even

  1. zonder moeite (met weinig moeite), in korte tijd
    • Zet de stoel even recht. 
    • Ik heb die spelfout even verbeterd. 
    • Ik zou nou toch nog maar wel eens even goed nadenken! 
     Net als de mogelijkheid om tijdelijk afstand te nemen van de constante druk in Amsterdam en even helemaal te doen waar ik zelf zin in had.[5]
  2. in dezelfde, gelijke mate
  3. een klein eindje
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord even avaniem
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

even v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) steen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak

Bijwoord

even

  1. zelfs