emotie
Uiterlijk
- emo·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gemoedsbeweging’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid uit het Franse émotion [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | emotie | emoties |
verkleinwoord | emotietje | emotietjes |
emotie v
- een hevig gevoel
- Het is niet goed om je emoties te onderdrukken.
- aandoening, roersel, emotioneel, affect, bewogenheid, gemoedsaandoening, gemoedsbeweging, gemoedsindruk, gevoel, gevoelen, sentiment
- vreugde, verdriet, woede, angst, verbazing, afschuw
1. een hevig gevoel
- Het woord emotie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "emotie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "emotie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be