eindigen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van eindigen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | eindigen | te eindigen | ||||||
toekomend | zullen eindigen | te zullen eindigen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn geëindigd | te zijn geëindigd | ||||||
toekomend | geëindigd zullen zijn | geëindigd te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
eindigend | geëindigd | ev. eindig |
mv. verouderd eindigt |
eindige | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | eindig | eindigt | eindigt | eindigt | eindigt | eindigen | eindigen | eindigen | |
verleden (o.v.t.) | eindigde | eindigde | eindigde | eindigde | eindigde | eindigden | eindigden | eindigden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal eindigen | zult/zal eindigen | zult/zal eindigen | zult eindigen | zal eindigen | zullen eindigen | zullen eindigen | zullen eindigen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou eindigen | zou eindigen | zou(dt) eindigen | zoudt eindigen | zou eindigen | zouden eindigen | zouden eindigen | zouden eindigen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geëindigd | bent geëindigd | bent/is geëindigd | zijt geëindigd | is geëindigd | zijn geëindigd | zijn geëindigd | zijn geëindigd | |
verleden (v.v.t.) | was geëindigd | was geëindigd | was geëindigd | waart geëindigd | was geëindigd | waren geëindigd | waren geëindigd | waren geëindigd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geëindigd zijn | zal/zult geëindigd zijn | zult/zal geëindigd zijn | zult geëindigd zijn | zal geëindigd zijn | zullen geëindigd zijn | zullen geëindigd zijn | zullen geëindigd zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geëindigd zijn | zou geëindigd zijn | zou/zoudt geëindigd zijn | zoudt geëindigd zijn | zou geëindigd zijn | zouden geëindigd zijn | zouden geëindigd zijn | zouden geëindigd zijn | |
onpersoonlijke lijdende vorm geëindigd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geëindigd | er is geëindigd | |||||||
verleden | er werd geëindigd | er was geëindigd | |||||||
toekomend | er zal geëindigd worden | er zal geëindigd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geëindigd worden | er zou geëindigd zijn |