cursor

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cur·sor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘indicator op een computerbeeldscherm’ voor het eerst aangetroffen in 1980 [1] (met het achtervoegsel -or) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord cursor cursors
cursoren
verkleinwoord cursortje cursortjes

Zelfstandig naamwoord

cursor m

  1. (informatica) een indicator die beweegt met de bewegingen van de muis en vaak pijlvormig is.
  2. (informatica) een indicator bij het tekstverwerken die beweegt met het intoetsen van bepaalde toetsen en vaak knippert.
    • De cursor was ineens verdwenen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Latijn

Woordafbreking
  • cur·sor
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van currere (→ cursum) met het achtervoegsel -sor.

Zelfstandig naamwoord

cursŏr m

  1. een loper
    1. de wedloper[1]
    2. de renbode, postbode[2]
    3. de voorloper, harddraver, voor een wagen of draagstoel[3]
  2. Cursor, bijnaam van L. Papirius[4]
Verbuiging


Verwijzingen