bruinen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van bruinen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bruinen | te bruinen | ||||||||
toekomend | zullen bruinen | te zullen bruinen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebruind | te hebben gebruind | ||||||||
toekomend | gebruind zullen hebben | gebruind te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bruinend | gebruind | ev. bruin |
mv. verouderd bruint |
bruine | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bruin | bruint | bruint | bruint | bruint | bruinen | bruinen | bruinen | |||
verleden (o.v.t.) | bruinde | bruinde | bruinde | bruinde | bruinde | bruinden | bruinden | bruinden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bruinen | zult/zal bruinen | zult/zal bruinen | zult bruinen | zal bruinen | zullen bruinen | zullen bruinen | zullen bruinen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bruinen | zou bruinen | zou(dt) bruinen | zoudt bruinen | zou bruinen | zouden bruinen | zouden bruinen | zouden bruinen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebruind | hebt gebruind | hebt/heeft gebruind | hebt gebruind | heeft gebruind | hebben gebruind | hebben gebruind | hebben gebruind | |||
verleden (v.v.t.) | had gebruind | had gebruind | had gebruind | hadt gebruind | had gebruind | hadden gebruind | hadden gebruind | hadden gebruind | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebruind hebben | zal/zult gebruind hebben | zult/zal gebruind hebben | zult gebruind hebben | zal gebruind hebben | zullen gebruind hebben | zullen gebruind hebben | zullen gebruind hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebruind hebben | zou gebruind hebben | zou/zoudt gebruind hebben | zoudt gebruind hebben | zou gebruind hebben | zouden gebruind hebben | zouden gebruind hebben | zouden gebruind hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gebruind worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gebruind | er is gebruind | |||||||||
verleden | er werd gebruind | er was gebruind | |||||||||
toekomend | er zal gebruind worden | er zal gebruind zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gebruind worden | er zou gebruind zijn | |||||||||
lijdende vorm gebruind worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gebruind worden | gebruind te worden | ||||||||
toekomend | gebruind zullen worden | gebruind te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gebruind zijn | gebruind te zijn | ||||||||
toekomend | gebruind zullen zijn | gebruind te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gebruind | wordt gebruind | wordt gebruind | wordt gebruind | wordt gebruind | worden gebruind | worden gebruind | worden gebruind | |||
verleden (o.v.t.) | werd gebruind | werd gebruind | werd gebruind | werdt gebruind | werd gebruind | werden gebruind | werden gebruind | werden gebruind | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gebruind worden | zult gebruind worden | zult gebruind worden | zult gebruind worden | zal gebruind worden | zullen gebruind worden | zullen gebruind worden | zullen gebruind worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gebruind worden | zou gebruind worden | zou/zoudt gebruind worden | zoudt gebruind worden | zou gebruind worden | zouden gebruind worden | zouden gebruind worden | zouden gebruind worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gebruind | bent gebruind | bent/is gebruind | zijt gebruind | is gebruind | zijn gebruind | zijn gebruind | zijn gebruind | |||
verleden (v.v.t.) | was gebruind | was gebruind | was gebruind | waart gebruind | was gebruind | waren gebruind | waren gebruind | waren gebruind | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebruind zijn | zult gebruind zijn | zult gebruind zijn | zult gebruind zijn | zal gebruind zijn | zullen gebruind zijn | zullen gebruind zijn | zullen gebruind zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebruind zijn | zou gebruind zijn | zou/zoudt gebruind zijn | zoudt gebruind zijn | zou gebruind zijn | zouden gebruind zijn | zouden gebruind zijn | zouden gebruind zijn |