binnenwandelen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van binnenwandelen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | binnenwandelen | binnen te wandelen | ||||||
toekomend | zullen binnenwandelen binnen zullen wandelen |
te zullen binnenwandelen binnen te zullen wandelen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn binnengewandeld | te zijn binnengewandeld | ||||||
toekomend | binnengewandeld zullen zijn | binnengewandeld te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
binnenwandelend | binnengewandeld | ev. wandel binnen |
mv. verouderd wandelt binnen |
wandele binnen (bijzin) binnenwandele | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | wandel binnen | wandelt binnen | wandelt binnen | wandelt binnen | wandelt binnen | wandelen binnen | wandelen binnen | wandelen binnen | |
verleden (o.v.t.) | wandelde binnen | wandelde binnen | wandelde binnen | wandelde binnen | wandelde binnen | wandelden binnen | wandelden binnen | wandelden binnen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenwandelen | zult/zal binnenwandelen | zult/zal binnenwandelen | zult binnenwandelen | zal binnenwandelen | zullen binnenwandelen | zullen binnenwandelen | zullen binnenwandelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenwandelen | zou binnenwandelen | zou(dt) binnenwandelen | zoudt binnenwandelen | zou binnenwandelen | zouden binnenwandelen | zouden binnenwandelen | zouden binnenwandelen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | binnenwandel | binnenwandelt | binnenwandelt | binnenwandelt | binnenwandelt | binnenwandelen | binnenwandelen | binnenwandelen | |
verleden (o.v.t.) | binnenwandelde | binnenwandelde | binnenwandelde | binnenwandelde | binnenwandelde | binnenwandelden | binnenwandelden | binnenwandelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal binnenwandelen binnen zal wandelen |
zult/zal binnenwandelen binnen zult/zal wandelen |
zult/zal binnenwandelen binnen zult/zal wandelen |
zult binnenwandelen binnen zult wandelen |
zal binnenwandelen binnen zal wandelen |
zullen binnenwandelen binnen zullen wandelen |
zullen binnenwandelen binnen zullen wandelen |
zullen binnenwandelen binnen zullen wandelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou binnenwandelen binnen zou wandelen |
zou binnenwandelen binnen zou wandelen |
zou(dt) binnenwandelen binnen zou(dt) wandelen |
zoudt binnenwandelen binnen zoudt wandelen |
zou binnenwandelen binnen zou wandelen |
zouden binnenwandelen binnen zouden wandelen |
zouden binnenwandelen binnen zouden wandelen |
zouden binnenwandelen binnen zouden wandelen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben binnengewandeld | bent binnengewandeld | bent/is binnengewandeld | zijt binnengewandeld | is binnengewandeld | zijn binnengewandeld | zijn binnengewandeld | zijn binnengewandeld | |
verleden (v.v.t.) | was binnengewandeld | was binnengewandeld | was binnengewandeld | waart binnengewandeld | was binnengewandeld | waren binnengewandeld | waren binnengewandeld | waren binnengewandeld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal binnengewandeld zijn | zal/zult binnengewandeld zijn | zult/zal binnengewandeld zijn | zult binnengewandeld zijn | zal binnengewandeld zijn | zullen binnengewandeld zijn | zullen binnengewandeld zijn | zullen binnengewandeld zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou binnengewandeld zijn | zou binnengewandeld zijn | zou/zoudt binnengewandeld zijn | zoudt binnengewandeld zijn | zou binnengewandeld zijn | zouden binnengewandeld zijn | zouden binnengewandeld zijn | zouden binnengewandeld zijn |