wandelde binnen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wan·del·de bin·nen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
binnenwandelen |
wandelde binnen
- enkelvoud verleden tijd van binnenwandelen
- Ik wandelde binnen.
- Jij wandelde binnen.
- Hij, zij, het wandelde binnen.
- Ik wandelde binnen.