beglazen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van beglazen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beglazen | te beglazen | ||||||||
toekomend | zullen beglazen | te zullen beglazen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben beglaasd | te hebben beglaasd | ||||||||
toekomend | beglaasd zullen hebben | beglaasd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
beglazend | beglaasd | ev. beglaas |
mv. verouderd beglaast |
beglaze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | beglaas | beglaast | beglaast | beglaast | beglaast | beglazen | beglazen | beglazen | |||
verleden (o.v.t.) | beglaasde | beglaasde | beglaasde | beglaasde | beglaasde | beglaasden | beglaasden | beglaasden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beglazen | zult/zal beglazen | zult/zal beglazen | zult beglazen | zal beglazen | zullen beglazen | zullen beglazen | zullen beglazen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beglazen | zou beglazen | zou(dt) beglazen | zoudt beglazen | zou beglazen | zouden beglazen | zouden beglazen | zouden beglazen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb beglaasd | hebt beglaasd | hebt/heeft beglaasd | hebt beglaasd | heeft beglaasd | hebben beglaasd | hebben beglaasd | hebben beglaasd | |||
verleden (v.v.t.) | had beglaasd | had beglaasd | had beglaasd | hadt beglaasd | had beglaasd | hadden beglaasd | hadden beglaasd | hadden beglaasd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beglaasd hebben | zal/zult beglaasd hebben | zult/zal beglaasd hebben | zult beglaasd hebben | zal beglaasd hebben | zullen beglaasd hebben | zullen beglaasd hebben | zullen beglaasd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beglaasd hebben | zou beglaasd hebben | zou/zoudt beglaasd hebben | zoudt beglaasd hebben | zou beglaasd hebben | zouden beglaasd hebben | zouden beglaasd hebben | zouden beglaasd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm beglaasd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt beglaasd | er is beglaasd | |||||||||
verleden | er werd beglaasd | er was beglaasd | |||||||||
toekomend | er zal beglaasd worden | er zal beglaasd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou beglaasd worden | er zou beglaasd zijn | |||||||||
lijdende vorm beglaasd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | beglaasd worden | beglaasd te worden | ||||||||
toekomend | beglaasd zullen worden | beglaasd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | beglaasd zijn | beglaasd te zijn | ||||||||
toekomend | beglaasd zullen zijn | beglaasd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word beglaasd | wordt beglaasd | wordt beglaasd | wordt beglaasd | wordt beglaasd | worden beglaasd | worden beglaasd | worden beglaasd | |||
verleden (o.v.t.) | werd beglaasd | werd beglaasd | werd beglaasd | werdt beglaasd | werd beglaasd | werden beglaasd | werden beglaasd | werden beglaasd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal beglaasd worden | zult beglaasd worden | zult beglaasd worden | zult beglaasd worden | zal beglaasd worden | zullen beglaasd worden | zullen beglaasd worden | zullen beglaasd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou beglaasd worden | zou beglaasd worden | zou/zoudt beglaasd worden | zoudt beglaasd worden | zou beglaasd worden | zouden beglaasd worden | zouden beglaasd worden | zouden beglaasd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben beglaasd | bent beglaasd | bent/is beglaasd | zijt beglaasd | is beglaasd | zijn beglaasd | zijn beglaasd | zijn beglaasd | |||
verleden (v.v.t.) | was beglaasd | was beglaasd | was beglaasd | waart beglaasd | was beglaasd | waren beglaasd | waren beglaasd | waren beglaasd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal beglaasd zijn | zult beglaasd zijn | zult beglaasd zijn | zult beglaasd zijn | zal beglaasd zijn | zullen beglaasd zijn | zullen beglaasd zijn | zullen beglaasd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou beglaasd zijn | zou beglaasd zijn | zou/zoudt beglaasd zijn | zoudt beglaasd zijn | zou beglaasd zijn | zouden beglaasd zijn | zouden beglaasd zijn | zouden beglaasd zijn |