beglaast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·glaast

Werkwoord

vervoeging van
beglazen

beglaast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beglazen
    • Jij beglaast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beglazen
    • Hij beglaast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beglazen
    • Beglaast! 

Gangbaarheid