aula

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·la
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aula aula's
verkleinwoord aulaatje aulaatjes

Zelfstandig naamwoord

de aulav / m

  1. (bouwkunde) een grote ruimte of zaal in een gebouw
    • De centrale hal van de school functioneerde ook als aula. 
     Haar geest stapte over naar de aula van het uitvaartcentrum waar koffie werd gedronken.[3]
  2. (bouwkunde), (verouderd) (historisch) binnenplaats, hof
  3. een grote gehoorzaal van een universiteit
    • De opening van het academisch jaar vond plaats in de aula 
  4. een grote zaal voor bijeenkomsten, voorstellingen enz. in een middelbare school, een museum of eenigerlei andere instelling
    • De school was flink gegroeid en het oude aulaatje was daarmee te klein geworden. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·la
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Griekse zelfstandige naamwoord αυλή (aule = hof, hall).

Zelfstandig naamwoord

aula m

  1. (bouwkunde) aula
    «Universitetets aula i Oslo gjenåpner etter grundig restaurering.»
    De aula van de universiteit in Oslo heropent na een grondige restauratie.
Verbuiging
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   aula     aulaen     aulaer     aulaene  
genitief   aulas     aulaens     aulaers     aulaenes  
Afgeleide begrippen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·la
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Griekse zelfstandige naamwoord αυλή (aule = hof, hall).

Zelfstandig naamwoord

aula m

  1. (bouwkunde) aula
Verbuiging
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   aula     aulaen     aulaer     aulaene  
genitief                        
m
bijvormen
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief           aulaar     aulaane  
genitief                        


Pools

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·la
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Duitse Aula

Zelfstandig naamwoord

aula v

  1. aula
Synoniemen


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·la
enkelvoud meervoud
aula aulas

Zelfstandig naamwoord

aula v

  1. (onderwijs) aula

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·la
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn

Zelfstandig naamwoord

aula v

  1. aula; een grote ruimte of zaal in een gebouw, voornamelijk in scholen
Verbuiging
Hyperoniemen
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen