anlangen

Drents

Werkwoord

anlangen

1. aanreiken

Duits

Uitspraak

• Geluid:  anlangen    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈanlaŋən /

Woordafbreking

• an·lan·gen

Woordherkomst en -opbouw

• Afleiding van het Duitse woord  langen ww  met het voorvoegsel an-

stamtijd
infinitief	verleden tijd	voltooid deelwoord
anlangen	langte an	angelangt
zwak	volledig	mit "sein"

Werkwoord

anlangen

1. overgankelijk aanbelangen, aangaan, betreffen, gelden, meetellen (meestal gebruikt als voltooid dellwoord: anbelangt)
2. overgankelijk Zuid-Duits: aanpakken, aanraken, raken
3. overgankelijk, (verouderd) aankomen, arriveren, bereiken, toekomen

   «24. Dezember 1767: Gestern Vormittag sind Seine Excellenz der Königlich-Dänische Generalfeldmarschall, Herr Graf von St. Germain, nebst deiner Frau Gemahlin aus Copenhagen kommend hier angelangt.  »

   24 december 1767: Gistermorgen zijn Zijne Excellentie, die Koninklijke Deense generaal veldmaarschalk, de heer Graf von St. Germain, naast zijn vrouw gemalin uit Kopenhagen hier aangekomen.

4. overgankelijk aanlangen, aanreiken

Synoniemen

   

[1]:  anbelangen ww  [1]:  angehen ww  [1]:  betreffen ww  [2]:  anfassen ww  [2]:  berühren ww  [3]:  ankommen ww  [3]:  erreichen ww  [4]:  anreichen ww  [4]:  geben ww