取る
Uiterlijk
- IPA: \to.ɾɯ\, [to̞ɾɯ̟ᵝ]
取る
- nemen, pakken
- «どっち取る?»
- Welke neem jij?
- «どっち取る?»
- brengen, overhandigen, afgeven, halen
- «紙を取ってくださいますか。»
- Kun je wat papier voor me halen?
- «紙を取ってくださいますか。»
- houden
- «君が取っといてくれ。»
- Hou het maar.
- «君が取っといてくれ。»
- verwijderen, wegnemen, afdoen
- stelen, wegnemen
- «金を取られた。»
- Mijn geld was gestolen.
- «金を取られた。»
- verzamelen, samenbrengen, oprapen
- «その貝殻はどこで取ったの。»
- Waar heb je die schelpen opgepakt?
- «その貝殻はどこで取ったの。»
- behalen
- «1等賞を取る»
- de hoofdprijs behalen
- «1等賞を取る»
- kiezen
- duren
- «これはひどく時間を取る。»
- Dit duurt zo lang.
- «これはひどく時間を取る。»
- aanzien als, nemen (abstract)
- vrijhouden
- «あなたの席を取ってあります。»
- We hebben een plaatsje voor je vrijgehouden.
- «あなたの席を取ってあります。»
Kanji | Kana | Romaji |
---|---|---|
取る | とる | toru |